Sclerotherapie

Interventionele behandeling

 

Men noemt een behandeling interventioneel, als bij deze behandeling een naald door de huid heen wordt gebracht. Bij scleroseren, beter bekend als ‘het wegspuiten van spataderen’, wordt gebruik gemaakt van een zeer dunne injectienaald. Deze behandeling wordt meestal toegepast bij ‘kleinere’ varices en Besenreiser, of als nabehandeling van endoveneuze laser therapie (EVLT), endoveneuze radiofrequentie therapie (VNUS) of strippen van grotere varices. 


Sclerosering

De term sclerosering wordt gebruikt voor het proces van verharding van weefsel (meer prcies is: verbindweefseling). Sclerotherapie of sclerocompressietherapie is de behandeling van spataders (varices) en Besenreiser, door er een irriterende stof in te spuiten. Deze stof, het sclerosans, wekt een ontstekingsreactie van de vaatwand op. Door na het inspuiten het been te zwachtelen worden de vaten dichtgedrukt en verandert de vene in een bindweefselachtige streng. Deze gescleroseerde vene verdwijnt uiteindelijk, omdat het geleidelijk wordt afgebroken (geresorbeerd) door natuurlijke processen van het lichaam. Als gevolg hiervan komt de procedure overeen met het verwijderen van een beschadigde vene. Als sclerosans wordt tegenwoordig vooral polidocanol gebruikt. De behandeling wordt meestal uitgevoerd door dermatologen, en vooral toegepast op varices aan de benen. 

 

Foam

Vaak vindt de sclerotherapie plaats met geschuimde stoffen (foamsclerosering: een mengsel van vloeistof en lucht). Bij (echogeleide) foamsclerosering wordt het sclerosans vermengd met lucht tot een schuim. Omdat dit schuim voor het grootste deel uit lucht bestaat, is het tijdens echografie goed te onderscheiden van weefsels in de omgeving. Het schuim is zogeheten 'echodens' (het geeft een goede echo). Bovendien maakt het schuim beter contact met de vaatwand, zodat ook de grotere vaten met beter effect behandeld kunnen worden. Ook na de foamsclerotherapie dienen medische compressiekousen gedurende een bepaalde periode gedragen te worden.

 

Compressie

De sclerotherapie werkt alleen in combinatie met het dragen van een medische compressiekous of een zwachtel! Afhankelijk van de grootte van de ingespoten venen is het nodig dat u gedurende enkele dagen (kleinste varices) tot enkele weken (grotere varices) de kous of zwachtel draagt. Dit ter voorkoming van het ‘teruglekken’ van het bloed. Nadat een scleroserend middel in de aderen is geïnjecteerd, zorgt de compressiedruk ervoor dat de vaatwanden aan elkaar blijven kleven. De vastgelijmde venen worden zo dus uitgeschakeld en kunnen geen bloed meer transporteren. Het bloed zal nadien een andere weg in het vaatstelsel zoeken. Deze transportfunctie wordt vervolgens door andere aangrenzende venen uitgevoerd. Het dragen van een therapeutisch elastische kous of een zwachtel is dus absoluut noodzakelijk. Verder dient u regelmatig te bewegen en niet langdurig op één plaats stil te staan. Na de behandeling is het mogelijk dat de varices nog een tijdje zichtbaar en voelbaar zijn. 

 

Echografie

Naast de sclerotherapie is er altijd een visuele controle met behulp van echografie (Doppler). Het ultrasone beeld helpt om de venen te lokaliseren en zodoende feilloos te scleroseren. Ook wordt zo mogelijk gemaakt dat venen die voor het oog niet zichtbaar zijn, gelokaliseerd en gescleroseerd kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat het scleroserende schuim niet per ongeluk in het omringende weefsel of de omliggende bloedvaten wordt geïnjecteerd.

 

Pijnloos

Er vindt bij scleroseren geen verdoving plaats. De injectienaald is heel dun, waardoor er vrijwel geen pijn tijdens de behandeling wordt gevoeld. Het scleroseren van varices is, afgezien van de injectie in de venen, dus grotendeels pijnloos. Na de ingreep ontwikkelen zich vaak blauwe plekken (haematomen) en bruine verkleuring op de prikplaatsen, maar deze verdwijnen meestal snel. Er zijn geen storende littekens, de mobiliteit wordt niet belemmerd en de patiënt kan het werk onmiddellijk hervatten. 

 

Belangrijk!
Voor het scleroseren van de varices, moet altijd gecontroleerd worden of de veneuze kleppen in de erboven gelegen grote vaten in het bovenbeen (femorale venen) en in de lies goed functioneren! Als dit niet het geval is, zou sclerosering van de beschadigde vaten niet helpen. Immers, deze venen in het bovenbeen zijn dan absoluut nodig om de functie van de gescleroseerde venen over te nemen. Zijn de veneuze kleppen in de femorale venen ook aangedaan, dan moeten andere behandelingsmethoden overwogen worden.

 

Risico’s

Zoals bij elke chirurgische ingreep, brengt sclerotherapie ook risico's met zich mee. Als de scleroserende stof per ongeluk in het omliggende weefsel wordt geïnjecteerd, kan deze ontstekingen veroorzaken, die slechts langzaam genezen. Als het medicijn zelfs een slagader bereikt, is de vorming van bloedstolsels (trombi) mogelijk. De bloedstroom vertraagt, het achterliggende weefsel krijgt niet genoeg zuurstof en wordt beschadigd. Onaangename huidnecrose dan het gevolg zijn. Men moet daarom gedetailleerd worden geïnformeerd over risico's en bijwerkingen.

 

Contra-indicaties

De sclerotherapie mag niet worden uitgevoerd als de volgende contra-indicaties bestaan:

  • allergieën voor het scleroserende middel
  • ernstige systemische ziekte
  • acute oppervlakkige of diepe veneuze trombose
  • infecties
  • immobiliteit of bedlegerigheid
  • voortgeschreden aderverkalking (atherosclerose)
  • zwangerschap
     

Alternatieven

Naast sclerotherapie zijn er nog andere invasieve procedures voor de behandeling van veneuze aandoeningen. Welke methode in een bepaald geval het meest geschikt is, moet de behandelend arts op basis van de diagnose en de huidige omstandigheden beslissen.